bordes der Groningers

Van binnen en buiten doorgronden. Ziehier het streven van de Groningse kunstenares Margriet Diertens (1956). Een ambitie die overigens gedoemd is te mislukken: is een ultiem begrip immers niet net zo onbereikbaar als het maken van een ultiem kunstwerk? En gelukkig maar, zo blijft een kunstenaar werken aan een oeuvre. Resulterend in een logische en bovenal interessante ontwikkelingslijn van deze zoektocht. Hoe ziet dat er in de praktijk uit?

Margriet Diertens begon haar spel van binnen en buiten met de vrouwelijke fetisj bij uitstek: tassen. Het lijkt ook logisch, een tas is om iets in te stoppen en het blijft een immer intrigerende vraag wat vrouwen allemaal meeslepen. Dit geheim respecterend, gunde Margriet Diertens ons met haar tassen geen uitstalling van de inhoud: rode lipsticks of sleuteletuis ontbreken te ener male. De kunstenares wil dan ook geen ‘banale’ opsommingen geven, het mysterie ligt eerder in, inderdaad, binnen en buiten. Het voorwerp is dan ook niet naturalistisch nagetekend, maar gestileerd tot vereenvoudigde vormen. Zo kreeg de tas vazen en kommen als logische opvolgers. En psychiater Sigmund Freud kon zich geen beter voorbeeld wensen: vaten zijn vrouwelijke symbolen. We herkennen dezelfde vraag: wat kan het omvatten, wat zit erin? Door een bepaald standpunt in te nemen, kunnen we er nét geen blik in werpen. Er is nog een ander aspect dat spanning oproept, een formeel aspect dat een veel belangrijker rol zal blijken te spelen. Cirkels vertekenen zich perspectivisch prachtig tot ellipsen of sikkelvormen, hoewel Margriet Diertens er nooit zuivere, strakke vormen van maakt. De kunstenares heeft dan ook een voorkeur voor doorleefd. (Tweedehands) voorwerpen die sporen van een eigen geschiedenis dragen. Een barstje, een kreuk: wat zal het voorwerp hebben meegemaakt? Nooit letterlijk geciteerd, maar vertaald naar een gebroken lijn, een a-symmetrische vorm: een kleine imperfectie maakt een voorwerp juist perfect!

Dan dient zich een veel passender inspiratiebron aan: de natuur. Schelpen zijn niet door mensenhanden gemaakt en zo komt de vorm dichter bij Margriet Diertens waarheid. De holle vorm is er pas als het weekdier verdwenen is, op zichzelf al een verhaal. De parelmoer wanden omgeven een ruimte en biedt zo eenzelfde associatie als de tassen en vazen. Bloemkelken doen hetzelfde. Dit thema eenmaal uitgediept, stond de kunstenares zichzelf een langdurige blik in de kelk toe. Daar openbaarde zich een nieuwe wereld, die van stampers en meeldraden. Van zaden en systematisch opbouwde bloemblaadjes. Universele structuren vormen universele figuren. Geïnteresseerd in deze samenstelling, onderwerpt de kunstenares de natuur aan een uitgebreide studie. Zij doorgrondt een motief en vertaalt deze in krijt. Vanuit dit vormonderzoek raakt een nerf, een zaaddoos geïsoleerd en krijgt op papier een eigen betekenis. Het blijkt zo interessant dat het binnen – buitenspel op de achtergrond raakt. Ten gunste van een alternatieve inhoud: de kern van de natuur en daarmee van het leven. Zo kon het gebeuren dat een nieuwe vorm zijn intrede doet: de boom. Met een welhaast mannelijke associatie. Ook naar een hele basale vorm teruggebracht: een stam met horizontale takken. Als we er een vorm omheen denken, zouden het net zo gemakkelijk de hoofdnerven van een blad kunnen zijn.

De tekeningen lijken vaak snel neergezet. Dit betekent niet automatisch dat de kunstenares ook snel tevreden is: een zoektocht naar harmonie in asymmetrie is geen eenvoudige. Het lukt pas na veelvuldig kijken en onderzoeken; de vormen doorgronden door ze te tekenen, knippen, rangschikken, plakken. Herhaling werkt effectief, maar wel met subtiele verschillen opdat er een beweging in het werk komt. Hieruit blijkt dat wij geen bloementuin in een bonte pracht krijgen voorgeschoteld. In tegendeel: om helemaal te concentreren op de vorm, zijn deze in zwart of, nog sporadischer, in één enkele kleur neergezet. Naast de vorm trekt zo ook het handschrift de aandacht: soms zijn lijnen in een enkele streek raak neergezet. Bij andere delen is het favoriete materiaal, krijt, laag over laag aangebracht, zodat het bijna als fluweel op het papier ligt. Maar goed kijkend zien we ook vlekken. Of vingerafdrukken. Net als dat barstje krijgt een tekening zo een individueel verhaal, in dit geval over het ontstaan. Zelfs als Margriet Diertens grafiek maakt, papierhoogdruk, kan zij het potlood niet laten liggen. En accentueert met grafiet over de gedrukte inkt een contour, een nerf. Zo toch weer een unieke touch gevend aan in serie gemaakt werk die, net als de sterk op elkaar lijkende blaadjes van een boom, allemaal uniek in vorm zijn.

Liesbeth Grotenhuis, curator Gasunie 2003
Naar aanleiding van expositie Gasunie Research, Groningen